Hoeveel opslagruimte hebben we eigenlijk nodig in Nederland?
De discussie over XXL-warehouses gaat in de media vooral over de gevolgen voor het landschap en de leefomgeving, bijvoorbeeld in relatie tot huisvestiging van arbeidsmigranten. Maar wat vinden supply chain professionals zelf? Welke eisen stellen zij aan opslaglocaties en hoe zit het nu echt met de bezettingsgraad van dc’s? Dat onderzoekt onderzoeker Frans Cruijssen samen met prof. Jan Fransoo en collega-onderzoeker Angi Acocella. Het is één van de projecten die TKI Dinalog, via NWO, financiert.
De discussie over verdozing in Nederland loopt volop, maar roept ook wel inhoudelijke verbazing op. Als de politiek en de samenleving zich buigt over jouw vakgebied, zoals nu het geval is, denk je al snel: dit is nogal kort door de bocht. Vaak kan het ook niet anders voor de discussie, maar het geeft geen antwoord op de vraag waarom er eigenlijk zoveel grote dc’s zijn gekomen de laatste jaren. Het gaat al gauw over de buitenkant – letterlijk – niet over wat er in de dc’s gebeurt. Met name op dat punt ontbreekt voldoende inzicht. Er is geen data voorhanden die laat zien hoe intensief de dc’s worden benut, welke producten vooral veel in opslag liggen, of dat wel of niet voor de Nederlandse markt is bestemd en hoe dat alles aansluit bij de voorraadstrategie van bedrijven. Daar doen wij op dit moment onderzoek naar. Juist daar proberen we zoveel mogelijk data over te verzamelen en daarmee feiten aan de verdozingsdiscussie toe te voegen.
Efficiency bepaalt voor groot deel behoefte aan opslag
Iedere consument wil graag producten hebben, vaak snel en het liefst goedkoop. Dat gaat niet zonder het aanleggen van voorraden op bepaalde plekken in de keten. Daarmee zijn bedrijven bijvoorbeeld in staat om seizoensinvloeden op te vangen. Aan de andere kant willen de meeste Nederlanders niet graag lelijke dozen in het landschap hebben en zeker niet ‘in-my-backyard’. Hoe brengen we dit met elkaar in overeenstemming?
Met behulp van de data uit bijna zeventig inzendingen die we nu binnen hebben, gaan we scenario’s ontwikkelen, die kunnen uitwijzen hoe het verder moet. Hopelijk dient dat als basis voor het overheidsbeleid. Want ook in de komende verkiezingstijd is de verdeling van ruimte – waaronder voor logistiek – een groot thema. De politiek zal keuzes moeten maken waar gemeenten en het bedrijfsleven mee verder kunnen. In die scenario’s kijken we onder andere naar zaken als leefbaarheid en verkeersdruk, maar ook en vooral naar de efficiency van de warehouses zelf. Want de mate van efficiency bepaalt voor een groot deel de behoefte aan meer en nieuwe opslaglocaties.
Productiviteitsverschillen tussen groot en klein
Uit de reacties tot nu toe komt het beeld naar voren dat we vaker hebben gehoord, namelijk hoe groter het dc hoe meer efficiency. Meer schaal leidt ertoe dat je effectiever pieken en dalen kunt opvangen. Vanuit logistiek perspectief geldt dus: hoe groter hoe beter. Daardoor zie je ook productiviteitsverschillen in de dc’s, die vaak te maken hebben met de schaalgrootte. Dat zijn aspecten waarmee je de totale beschikbare voorraadruimte kunt beïnvloeden. Bijvoorbeeld door meer te clusteren en ruimte te delen. Een vervolgstap die we met dit onderzoek voor ogen hebben is het benoemen van clusters op logistieke hotspots, daar waar een opschaling mag plaatsvinden van logistieke activiteit.
Factor twee meer arbeidsmigranten in grote dc’s
Een deel van ons onderzoek gaat over de vraag waar bedrijven tegen oaanlopen bij het realiseren van hun groeiplannen. Twee aspecten springen daar nu al uit. Dat zijn de beschikbaarheid van grond om te kunnen bouwen, maar zeker ook de beschikbaarheid van mensen. Vervolgens zijn het vooral de beperkende regelgeving en de toenemende eisen van klanten die hen parten spelen. Oplossingen zien bedrijven nu bijvoorbeeld in de toepassing van automatisering om het aandeel arbeid terug te brengen. Maar dat betekent nog niet dat daarmee de behoefte een meer en grotere dc’s zal gaan afnemen. En als het kan hoger om vierkante meters grondoppervlak te besparen.
Hoe groter de warehouses hoe meer arbeidsmigranten – ook dat zien we in de eerste resultaten naar voren komen. In grote lijnen heeft een XXL dc een factor twee meer mensen aan het werk met een andere nationaliteit dan de Nederlandse. Daar is de verhouding ongeveer fiftyfifty, waar dat in kleinere warehouses een heel stuk lager is en vooral Nederlandse medewerkers – al dan niet op tijdelijke basis – werkzaam zijn.
Overheid moet met regelgeving duidelijke kaders geven
Een deel van de respondenten geeft aan dat samenwerking, het delen van opslagruimte, een oplossing zou kunnen zijn om tot betere benutting te komen. Dat is erg afhankelijk van de achtergrond en branches waar bedrijven in werkzaam zijn. In de foodretail bijvoorbeeld ligt de bezettingsgraad al op een hoog niveau, maar elders kan dat zeker een deel van de oplossing zijn. Logistiek dienstverleners hebben die oplossing in handen. Maar daarnaast zien ze zich wel vaak gesteld voor een patstelling wat betreft het delen van warehouse-oppervlak met andere bedrijven in de logistiek. Wat zou kunnen helpen is dat de overheid toch met regelgeving duidelijke kaders geeft. Hoe dan ook, er is grote behoefte aan meer duidelijkheid. Vanuit de overheid in eerste instantie om aan te geven waar wel en niet gebouwd kan worden. En hoeveel ruimte is er straks nodig? Willen we als land dat de logistieke ruimte zich bijvoorbeeld nog kan verdubbelen bij wijze van spreken? Op basis daarvan kunnen bedrijven plannen maken ten aanzien van bouwlocaties en het benoemen van clusters. Maar daarnaast moet er ook duidelijkheid komen vanuit verladers en vervoerders, over de ruimte die ze hebben en in de toekomst zouden willen gaan benutten.
Bron: Logistiek.nl
Geef de eerste reactie