ADAPNER

Projectleider

Dhr. prof. dr. ir. J.C. Wortmann

Programma manager

Bas van Bree (bree@dinalog.nl)

Het rijk wil in 2030 10% van de Nederlandse energievoorziening halen uit biogas. Op dit moment is de productie van biogas in Nederland niet rendabel: biogas wordt meestal direct verbrand en omgezet in warmte en elektriciteit, hetgeen bij de huidige elektriciteit prijzen onvoldoende opbrengt. Er is een gat van 10%-50% om tot een gezond ‘businessmodel’ te komen. Dat heeft vooral te maken met de operationele kosten van vergisting en met het transport van biomassa (dat nodig is om de gasopbrengst te verhogen). Vervoer van biogas via bestaande gaspijpleidingen is pas mogelijk na opwerking tot ‘groen gas’.

Een mogelijkheid om tot rendabele exploitatie te komen lijkt gelegen in het transport van biogas in cilinders (gasflessen) op vrachtwagens. Dit kan leiden tot gemeenschappelijke opwerking van biogas tot groen gas, maar ook tot levering van biogas of groen gas op elke plek waar er vraag is. Het project Adaptive Logistics in Circular Economy, kortweg ‘ADAPNER’, onderzoekt hoe het logistieke proces rond biomassa en biogas goedkoper kan door middel van 4C concepten en welke extra groen gas diensten geleverd kunnen worden. Zodat de regionale economie duurzaam versterkt wordt en de productie van biogas wel rendabel is.

Als er één product is dat voldoet aan de definitie ‘local to local’ van de circulaire economie dan is het biogas. Biogas wordt gemaakt met biomassa. In Nederland gebruiken we daarvoor o.a. mest en afval van planten, reststromen van de agrarische sector. Biogas is daarmee voor het overgrote deel niet afkomstig van fossiele bronnen.

Biogas wordt kleinschalig geproduceerd door boeren. Het vergistingsproces is arbeidsintensief en vraagt, afhankelijk van het type vergistingsproces, een constante stroom toevoegingen van biomassa. Deze twee factoren maken biogas duur.

Bovendien is transport van biogas niet eenvoudig. Weliswaar is transport van gas per pijpleiding goedkoop, maar die pijpleiding moet er dan wel liggen. In Nederland zijn veel aardgasleidingen beschikbaar, maar het biogas moet eerst worden ‘opgewerkt’ naar aardgaskwaliteit voordat dit in het aardgasnet kan worden opgenomen. En daar zit een van de problemen. Voor een gezonde bedrijfsvoering moet je een bepaald volume produceren. Dit geldt met name voor opwerking van biogas naar groengas. Een boerenbedrijf heeft voor zo’n opwerkingsinstallatie niet de juiste schaal.

Het gevolg is, dat het geproduceerde biogas in Nederland meestal (noodgedwongen) wordt verbrand en omgezet in warmte en elektriciteit. De warmte wordt lokaal gebruikt op de boerderij, voor zover nodig, en gaat verder verloren. De elektriciteit wordt verkocht. Maar er is ook vraag naar biogas, die tot hogere inkomsten zou leiden, als men het biogas goedkoop en flexibel kan vervoeren. Een optie daarvoor is vervoer per cilinder op vrachtwagens.

Hierboven zijn een aantal samenhangende ecologische en logistieke problemen geschetst. Allereerst is voor biogas vaak naast mest ook biomassa nodig. Dat betekent dat je grotere stromen biomassa moet aanvoeren. Dit is over langere afstanden is economisch en ecologisch niet haalbaar. Biogas is daarom een typisch regionaal product.

Een tweede probleem is het vervoer van het biogas. Hoewel transport per pijpleiding het goedkoopste is, is het meestal nog geen optie voor biogas. Daarom wordt vervoer per cilinder onderzocht.

In het project ADAPNER wordt onderzocht hoe je die ecologische en logistieke problemen door een systeemverandering in onderlinge samenhang kunt oplossen. Qua logistiek halen we inspiratie uit 4C concept (Cross Chain Collaboration Centre) door vervoersstromen te bundelen. We gaan na, waar kansen liggen op technisch en organisatorisch gebied, en analyseren de duurzaamheid, en de groei (aanpassing en ontwikkeling) van zo’n systeem.
Dat doet de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) samen met projectpartners Holthausen B.V (transport van gas in cilinders), Gasunie (beheerder gaspijpleidingnet) en Gasterra (handelt in aardgas).
Projectleider Hans Wortmann: “Een boerderij heeft veel, vooral regionale, aan- en afvoerstromen naast biomassa en biogas (denk aan melk, vee, veevoer, gewassen). Die transporten zijn nu niet gebundeld. Stel nu dat je dat wel zou kunnen doen, dat vrachtwagens bijvoorbeeld zowel op de heenweg als de terugweg beladen zijn. Als boeren, transporteurs en andere partners in de keten gaan samenwerken zou je een robuust en flexibel regionaal logistiek netwerk op moeten kunnen zetten. Bij zulke scenario’s moet men natuurlijk ook naar mogelijke veranderingen in productieprocessen en naar de ecologische gevolgen kijken. Gelukkig hebben wij in dit project veel van de benodigde kennis beschikbaar.”

Aan de hand van de data die de projectpartners aanleveren, dus met informatie uit de praktijk, wordt eerst gekeken waar de kansen voor zo’n netwerk liggen zowel op technologisch als organisatorisch vlak.
Wortmann: “Welke markten kun je aanboren? Welke bedrijven zouden door samenwerken hun marges kunnen vergroten? Denk aan de gasflessen, die worden nauwelijks nog gebruikt in Nederland. Maar met nieuwe technologie kunnen we die veel groter maken, zodat je nog maar een paar keer per jaar hoeft te leveren, daarmee verlaag je de transportkosten aanzienlijk. Dat is interessant voor consumenten die groene energie willen. We gaan dit idee ook onderzoeken in het concept ‘Farmersgas’. Daarin levert een lokale boer biogas aan de lokale gemeenschap voor verwarming en koken.”

Het project onderzoekt langs verschillende wegen, in het bijzonder met simulatiemodellen nog meer nieuwe business concepten.

Wortmann: “Als boeren, transporteurs en andere partners in de keten gaan samenwerken zou je een robuust en flexibel regionaal logistiek netwerk op moeten kunnen zetten.”

Een tweede voorbeeld is ‘BioHub’. Stel dat het biogas van de verschillende boeren in een regio getransporteerd kan worden naar de ‘BioHub’, bijvoorbeeld bij een afvalverwerkingsbedrijf, waar het biogas vervolgens opgewerkt wordt tot een goed bruikbaar product ‘groen gas’. Dat zou voor de boeren een hele hoop schelen, omdat ze dan niet ieder apart in zo’n opwerkingsinstallatie hoeven te investeren. De boer zou zijn biogas dan moeten kunnen opslaan in een grote gascilinder, die eens in de zoveel tijd, als hij vol is wordt opgehaald en vervangen door een lege. De gascilinders zouden eigendom kunnen zijn van logistiekdienstverleners, gespecialiseerd in gasvervoer, zoals Holthausen.

Een derde voorbeeld is ‘BioPower’.
Wortmann: “Als we de logistieke kosten weten terug te dringen en biogas rendabel wordt, dan neemt het misschien wel een vlucht. Het is niet voor niets dan Friesland Campina wil investeren in 1000 nieuwe biogasinstallaties. Op dat moment kun je ook gaan denken aan export of vervoer van biogas over langere afstanden.

ADAPNER is een project uit het NWO programma Vitale Logistiek waarin NWO, Dinalog en TNO in opdracht van de Topsector Logistiek en de Ministeries van I&M en EZ samen met bedrijfsleven en wetenschap werken aan de innovatie van de logistieke sector.

Facts & Figures

Titel project
Adaptive Logistics in Circular Economy ‘ADAPNER’

Programma
Vitale logistiek

Datum start
2015

Datum einde
2019

Aanstelling van
2 PhD’s en 1 postdoc

Projectleiding
Professor Dr. Ir. Hans Wortmann
Rijksuniversiteit Groningen
Faculteit Economie en Bedrijfskunde
vakgebied Informatica
Informatiesystemen

Uitvoerend projectleider
Dr. Kristian Peters
RUG
Faculteit Economie en Bedrijfskunde
vakgebied Innovatie en Technology Management
Organisatiekunde, Informatica, Informatiesystemen.

Projectpartners
Gasunie
Gasterra
Holthausen B.V.
Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit Wis/ en Natuurwetenschappen, IVEM, Energy and Sustainablity Research Institiute (ESRIG)Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit Economie en Bedrijfskunde, OPERA (SOM)

Project output

Roadmap
4C en Synchromodaal

Vergelijkbaar project
LNG Networks

Contact
RUG: Kristian Peters en Professor J.C. (Hans) Wortmann
Dinalog: Bas van Bree
NWO: Inge van Leeuwen


Startdatum: 1 apr 2016
Einddatum: 31 mrt 2020